Proloog

P R O L O O G

  1. De geschiedenis van het Oude Testament verhaalt ons over de zeer wijze Salomo: hij ontving van God “een zeer grote wijsheid en een diep inzicht en een hart zo wijd als het strand van de zee” (vgl. 1 Koningen 5,9) waarvan de zandkorrels niet te tellen zijn. De Heer zelf getuigde dat er voor hem nooit zo iemand geweest was en dat er ook na hem nooit zo iemand zou opstaan (vgl. 1 Koningen 3,12-13). En toch, toen hij die luisterrijke tempel voor de Heer verlangde te bouwen deed hij beroep op een vreemdeling, de koning van Tyrus. Men zond hem Chiram, de zoon van een weduwe (vgl. 1 Koningen 7,13-14), en al dat schitterende, dat hij op goddelijke ingeving voor de tempel of voor het gewijde vaatwerk wilde laten vervaardigen, voltooide hij met zijn hulp en volgens zijn aanwijzingen.
  1. Salomo, die vorst, verheven boven alle koningen van de aarde, een onvergelijkelijk edele en voortreffelijke telg van het geslacht van Israël, begiftigd met die goddelijke wijsheid die alle stelsels en instellingen van heel het Oosten en Egypte in de schaduw stelde, achtte zich niet te goed de raad te volgen van een arme man, van een vreemdeling! En nu gij, eerbiedwaardige vader Castor (1), geleerd door dergelijke voorbeelden, een ware en voor God passende tempel wilt gaan oprichten, niet met levenloze stenen maar met een gemeenschap van heilige mannen, geen tijdelijke en vergankelijke, maar een eeuwige en onverwoestbare, nu gij verlangt allerkostbaarst vaatwerk aan de Heer toe te wijden, vervaardigd niet uit metaal zonder stem als goud en zilver, dat door de koning van Babylon gestolen kon worden en dat hij kon gebruiken voor een wulps feest met zijn bijvrouwen en rijksgroten (vgl. Daniël 5,2), maar hecht gesmeed uit heilige zielen, die schitterend van integere onschuld, rechtvaardigheid en zuiverheid, Christus hun koning, die in hen verblijft, overal met zich meedragen, nu gij dit verlangt is er een goede reden u te verwaardigen een beroep te doen op mij om deel te nemen aan zo’n groots werk, al ben ik nog zo behoeftig en uiterst arm.
  1. In een provincie, waar kloosters nog onbekend zijn, verlangt gij de levenswijze in te voeren van de oosterlingen en vooral van de Egyptenaren. En ofschoon gij volmaakt zijt in alle deugden en kennis en zo bovenmate begiftigd met alle mogelijke geestelijke rijkdom dat, voor wie de volmaaktheid zoeken, niet alleen een woord maar gewoon uw leven reeds volstaat als voorbeeld, verzoekt ge toch mij, alhoewel ik allesbehalve welbespraakt ben en maar arm in woord en kennis, met mijn povere begrip bij te dragen tot het vervullen van uw wens; en gij geeft me opdracht de inrichting van het kloosterleven, die we in Egypte en Palestina zorgvuldig in praktijk gebracht zagen, in een ongekunstelde stijl uiteen te zetten, juist zoals het ons door de Vaders is overgeleverd. Want gij vraagt geen verfijnde taal, waarin ge zelf zo uitmunt, maar, ten behoeve van de broeders van uw nieuw klooster, een eenvoudige weergave van het eenvoudige leven van deze heiligen.
  1. Maar evenzeer als de vrome ijver van uw verlangen mij oproept tot gehoorzaamheid, evenzeer schrikken talloze scrupules mij af zodra ik wil gehoorzamen. Vooreerst reiken de verdiensten van mijn leven niet zo hoog, dat ik erop kan vertrouwen zulke moeilijke, duistere en heilige zaken waardig met geest en ziel te kunnen omvatten. En ten tweede, wat deze monniken sinds onze kinderjaren reeds vastgesteld hebben, en wat wij onder de stimulans van hun dagelijkse aansporingen en van hun voorbeeld getracht hebben te doen, of wat wij hebben geleerd , of met eigen ogen gezien, kunnen wij ons onmogelijk nu nog zuiver herinneren, vermits het reeds zo veel jaren geleden is dat we bij hen verbleven en hun levenswijze navolgden. En vooral, de diepe zin van dit alles kun je door geen abstracte overweging of onderricht-met-woorden doorgeven, begrijpen of indachtig blijven.
  1. Het komt immers op de ervaring aan en op de praktijk. En zoals dit leven niet kan doorgegeven worden tenzij je het uit ervaring kent, zo kun je het niet onderscheiden noch begrijpen tenzij je je er, met even grote ijver en inspanning als die monniken zelf, op toelegt om het je eigen te maken: en als je het dan niet veelvuldig in een diepgaand gesprek (2) met door de Geest bezielde mannen onderzoekt en uitzuivert zal het, door de zorgeloosheid van onze geest, dra weer verflauwen. Ten derde, wat we ons min of meer kunnen herinneren, niet omdat het ons zo goed is bijgebleven maar omdat we zelf een dergelijk leven leiden, kun je niet op een passende wijze uiteenzetten als je maar een onbekwaam spreker bent. Daarbij komt dat andere mannen, zowel geacht om hun leven als vermaard door hun onderricht en kennis, zich reeds heel wat afgetobd hebben bij het samenstellen van tal van werkjes over deze kwestie: ik spreek van Basilius en Hiëronymus en nog enkele anderen. Aan broeders die hem ondervragen over verschillende instellingen en kwesties antwoordt de eerste niet alleen met welsprekendheid maar tevens met talloze getuigenissen uit de Heilige Schrift; de tweede heeft niet alleen boeken, zorgvuldig uitgewerkt door zijn eigen brein, uitgegeven, maar ook Griekse werken in het Latijn vertaald.
  1. Na zulke stromen van welsprekendheid zou mijn poging om er enkele druppels bij te voegen wel terecht als aanmatiging getaxeerd moeten worden, ware het vertrouwen dat uwe heiligheid mij schenkt niet mijn stimulans, en tevens uw belofte dat deze kleinigheden u in ieder geval plezier zullen doen, en dat ge ze enkel zult doorgeven aan de gemeenschap van de broeders die in het nieuwe klooster verblijven. Dezen zoeken in mijn verhaal meer het geloof dan bekoorlijkheid van taal, en wanneer ik wellicht iets zonder voldoende omzichtigheid vertel zullen ze het hopelijk wel liefdevol relativeren en met grote inschikkelijkheid opnemen.
  1. Daarom, eerbiedwaardige vader, uitmuntend voorbeeld van godgewijd leven en nederigheid, begin ik, aangemoedigd door uw gebeden, zo goed als ik kan, het werk dat gij mij opdraagt; en ik zal uiteenzetten wat nog niet behandeld werd door onze voorgangers, die zochten te schrijven eerder over wat ze gehoord hadden dan over wat ze beleefd hadden. Ik zal me voorstellen te spreken tot mannen die nog niet gevormd tot het kloosterleven, werkelijk dorsten naar onderricht. Ik ben absoluut niet zinnens het relaas van Gods tekenen en wonderen erin te verweven (3). Al werden er vele en ongelooflijke door onze ouderen verricht, en kennen we ze niet alleen van horen zeggen maar ook omdat we ze met eigen ogen zagen, we willen er toch aan voorbijgaan. Ze kunnen de lezer immers wel tot bewondering brengen maar dragen er niets toe bij om hem te onderrichten in een volmaakt leven. Ik zal dus mijn best doen, met Gods hulp, zo getrouw mogelijk, slechts de instellingen en regels van hun kloosters te verklaren, en vooral ook de oorsprong en oorzaken van de voornaamste ondeugden die ze tot acht herleiden en eveneens de middelen om ervan te genezen, zoals zij die van generatie tot generatie doorgeven.
  1. Het is er mij immers om te doen, trouw aan wat wij van onze ouderen ontvingen, een weinig te spreken, niet over Gods wonderen, maar over de verbetering van onze zeden en het uiteindelijk bereiken van een in alle opzichten volmaakt leven. En ook aan uw andere vraag zal ik trachten tegemoet te komen: als ik namelijk tot de conclusie kom dat in deze streken iets niet berust op een aloude instelling volgens de normen van de ouderen, maar volgens goeddunken van een of andere stichter van een klooster afgezwakt of toegevoegd werd, dan zal ik dat opnemen of weglaten, mits trouw te blijven aan de regel die we in de van oudsher gestichte kloosters van Egypte of Palestina in praktijk gebracht zagen. Want ik ben ervan overtuigd dat in geen enkele nieuwe stichting in het oosten van Gallië iets kan gevonden worden dat meer in overeenstemming is met de rede of volmaakter dan die befaamde instellingen die de kloosters, door heilige en door de Geest bezielde Vaders gesticht, van toen de apostelen begonnen te prediken tot op de huidige dag deden standhouden.
  1. Wel wil ik dit werkje enigszins aanpassen: als namelijk wegens ons klimaat of wegens onze andere levensgewoonten, voor deze streken een of ander punt uit de Egyptische regel onmogelijk blijkt te zijn of te hard of te streng, dan zal ik dit met een beroep op de instellingen in de kloosters van Palestina of van Mesopotamië een weinig verzachten, want als je onderhoudt wat redelijkerwijze mogelijk is, dan is je observantie even volmaakt als wanneer je hogerstaande middelen zoudt aanwenden.