Theodora, ammas

AMMAS THEODORA

1 (309) Ammas Theodora vroeg paus Theofilus [Ook de patriarch van Alexandrië droeg in die tijd de titel van papas, paus] naar de zin van het woord van de Apostel: De tijd uitkopen (Ef 5,16). Hij antwoordde haar: “Dit betekenisvolle woord duidt op de winst. Bijvoorbeeld: op zeker ogenblik wordt u grof bejegend. Koop dan door nederigheid en lankmoedigheid het ogenblik van die grove belediging en haal aldus de winst binnen. Een ander ogenblik treft u smaad. Koop het ogenblik door verdraagzaamheid en maak winst. Als men u vals beschuldigt, maak dan winst door volharding en hoop. Zo veranderen alle onaangename zaken in winst, als we maar willen.

2 (310) Ammas Theodora zei: Men moet strijden om de enge poort binnen te gaan (Mt 7.13). Want zoals de bomen, die geen winterstormen en regenvlagen hebben doorgemaakt, geen vruchten kunnen dragen, zo is ook voor ons dit tijdsgewricht een winterstorm. En alleen door veel kwellingen en beproevingen kunnen we erfgenamen worden van het Rijk der hemelen.

3 (311) a) Verder zei ze: Goed is het in rust te verkeren. Want een verstandig man houdt zich rustig. Ja waarlijk groot is het voor de maagd of de monnik in rust te verkeren, vooral echter voor de jongeren. Maar weet wel dat, zodra men het voornemen gemaakt heeft om in rust te verkeren, de boze komt en de ziel lastig valt met lusteloosheid, met kleinmoedigheid en met gedachten. En ook het lichaam valt hij lastig met ziekte, krachteloosheid, verlamming van de knieën en van alle ledematen, en tenslotte verlamt hij de kracht van ziel en lichaam, zodat ik ziek word en de gebedsbijeenkomst niet meer kan verrichten. Maar als we nuchter blijven, wordt dat alles ontzenuwd.

  1. b) Immers, er was eens een monnik die, wanneer hij zijn gebedsdienst ging verrichten, aangegrepen werd door rillingen en koorts, terwijl hoofdpijn hem kwelde. En daarom sprak hij tot zichzelf: “Kijk, ik ben ziek en misschien ga ik wel dood. Daarom sta ik op alvorens te sterven en verricht ik mijn gebedsdienst”. En met die gedachte deed hij zich geweld aan en verrichtte de dienst. Als dan de dienst afgelopen was, was ook de koorts over. En ook een andermaal weerstond hij door die gedachte, verrichtte de dienst en versloeg de boze.

4 (312) a) Verder zei dezelfde ammas Theodora: Eens werd een vroom man door iemand beledigd. En hij zei tegen hem: “Hetzelfde zou ik tegen u kunnen zeggen, maar de wet van God snoert me de mond”.

  1. b) Dan zei zij ook dit: Een christen disputeerde met een Manicheeër over het lichaam. Hij zei toen: “Schrijf uw lichaam de wet voor en u zult zien dat uw lichaam zijn Schepper toebehoort”. [Het lichaam, zoals alle stof, kwam volgens de Manicheeërs niet uit de hand van God, maar van het tweede beginsel: het kwaad. Het was daarom in zichzelf slecht].

5 (313) Ook zei zij nog: “De leraar moet vreemd zijn aan heerszucht en vrij van ijdele roem, ver van hoogmoed, niet door vleierij om de tuin te leiden, niet door geschenken te verblinden, niet door zijn buik te overwinnen, niet door toorn te overweldigen, maar wel lankmoedig, zachtzinnig, en boven alles nederig, algemeen geacht en verdraagzaam, zorgzaam en vol liefde voor de zielen”.

6 (314) Dan zei zij nog: Geen ascese, geen slaapderving, geen inspanning welke dan ook brengt redding, maar alleen de waarachtige nederigheid. Er was immers eens een kluizenaar die duivels uitdreef. Hij hoorde hen uit: “Waardoor worden jullie uitgedreven, door vasten?” Ze zeiden: “Wij eten en drinken immers niet”. “Door slaapderving? Zij zeiden: “Wij slapen immers niet”. “Door afzondering?” Zij zeiden: “Wij, wat ons betreft, verblijven juist in de woestijnen”. “Maar waardoor worden jullie dan uitgedreven?” Toen antwoordden zij: “Ons overwint uitsluitend de nederigheid”. Ziet u nu dat de nederigheid in staat is de duivels te verslaan.

7 (315) Tenslotte sprak ammas Theodora: Er was eens een monnik, die vanwege zijn talrijke beproevingen zei: “Ik ga hier vandaan”. En toen hij zijn sandalen aanschoot, zag hij iemand anders die eveneens zijn sandalen aanschoot, en die hem zei: “Om mij ga je toch niet? Heus, ik ga met je mee, waar je ook naartoe gaat”.