Theofilus, aartsbisschop

AARTSBISSCHOP THEOFILUS

1 (304) Zijne hoogwaardigheid aartsbisschop Theofilus bracht eens een bezoek aan de berg van Nitrië en de abt van de berg maakte hem zijn opwachting. De aartsbisschop zei: “Wat vindt u op deze weg van het meeste gewicht?  De grijsaard gaf hem ten antwoord: “Zichzelf de schuld geven en zich altijd verwijten maken”. Toen sprak abt Theofilus: “Een andere weg dan deze is er niet”.

2 (305) Dezelfde abt, aartsbisschop Theofilus, bracht eens een bezoek aan de Skêtis. De broeders verzamelden zich en zeiden tegen abt Pambo: “Spreekt u eens een of ander woord tot de paus om hem van nut te zijn”. [Ook de patriarch van Alexandrië droeg in die tijd de titel van papas, paus] De grijsaard antwoordde hun: “Als mijn zwijgen hem niet van nut is, zal hij ook geen nut trekken uit mijn woorden”.

3 (306) Eens kwamen er vaders naar Alexandrië op uitnodiging van aartsbisschop Theofilus, want hij wilde bidden alvorens de (heidense) heiligdommen neer te halen. Toen zij met hem zaten te eten, werd er kalfsvlees opgediend. En zij aten zonder enig onderscheid te maken. Toen nam de bisschop een stuk vlees, reikte het de grijsaard naast hem aan en zei: “Kijk toch eens, wat een heerlijke kotelet! Dat is voor u, abba!” Toen gaven zij hem ten antwoord: “Tot nu toe aten wij groenten. En als dit vlees is, gebruiken wij het niet!” En vanaf dat ogenblik raakte geen enkele van hen er meer aan.

4 (307) Dezelfde abt Theofilus zei: Wat een angst en beven en wat een nood zullen we beleven, wanneer de ziel van het lichaam gescheiden wordt. Want dan nadert ons een legermacht van de vijandige machten, de vorsten van de duisternis, de wereldbeheersers van de boosheid, de krachten en de heerschappijen, de geesten van de duisternis (vgl. Ef 6,12). En juist als in een rechtsgeding grijpen zij de ziel en houden haar al haar misslagen voor, bewust of onbewust bedreven, vanaf haar jeugd tot de ouderdom die zij bereikt heeft. Dan staan zij haar aan te klagen van al de door haar bedreven daden. Wat een angst zal de ziel, denkt u eens in, in dat uur moeten doorstaan, totdat de uitspraak komt en haar de vrijheid geschonken wordt. Dit is het uur van haar nood, tot het ogenblik waarop zij ziet wat haar lot zal zijn. En dan nemen de goddelijke machten plaats tegenover de vijandige, en die voeren dan al het goede van haar aan. En daar tussenin staande bedenkt de ziel in hoeveel angst en beven ze zich nu bevindt, totdat de rechtvaardige Rechter in het oordeel uitspraak doet. En als ze het waardig bevonden wordt, krijgen de eersten een berisping en zijzelf wordt door de anderen meegevoerd. Dan ben je, of liever woon je vrij van zorg volgens het schriftwoord: In u te wonen is als een vreugde voor allen (Ps 86/87,7). Dan gaat dit schriftwoord in vervulling: “Gevloden zijn verdriet, treurnis en gesteun” (Js 35,10). Dan treedt zij bevrijd die onuitsprekelijke vreugde en heerlijkheid binnen, waar haar plaats zal zijn. Maar indien het blijkt dat ze geleefd heeft in nalatigheid, dan hoort ze het vreeswekkende woord: Laat de boze verwijderd worden om niet de heerlijkheid van de Heer te zien (Js 26,10). Dan overvalt haar de dag van de toorn, de dag van kwelling en nood, de dag van duisternis en somberheid. Dan wordt zij uitgeleverd aan de duisternis daarbuiten en veroordeeld tot het eeuwige vuur, om daar eindeloze eeuwen lang gestraft te worden.
Waar is dan de grootspraak van de wereld? Waar haar ijdele roem? Waar haar genietingen? Waar haar ontspanning, haar praal, haar goederen, haar stand? Waar vader, moeder en broer? Wie zal haar eruit kunnen halen, als ze door het vuur gebrand wordt en gegrepen is door bittere kwellingen? Dit heeft nu eenmaal zo plaats en daarom: Hoezeer behoren wij dan door een heilige en vrome levenswandel uit te munten! (2 Pe 3,11) Wat een liefde behoren we ons eigen te maken! Wat een gedrag, wat een levenswijze, wat een levensloop! Wat een nauwgezetheid, wat een gebed! Wat een zekerheid! Als we dan, zegt hij (2 Pe 3,14), deze dingen verwachten, laten we ons er dan met ijver op toeleggen voor Hem onbezoedeld en onbevlekt te zijn, in vrede, dan zullen we ook waardig gekeurd worden van Hem te mogen horen: Komt, gezegenden van mijn Vader, neemt het Koninkrijk in bezit, dat u als erfdeel werd bereid vanaf de grondvesting van de wereld (Mt 25,34), in de eeuwen der eeuwen. Amen.

5 (308) Dezelfde abt Theofilus, aartsbisschop, zei, toen hij op sterven lag: Zalig zijt gij, abt Arsenius, omdat u altijd dit uur in uw gedachte hield.