Johannes de Kloosterbroeder, abt

1 (356) Er woonde een broeder in het klooster die zich helemaal op de lichamelijke gestrengheid toelegde. Toen enkele broeders in de Skêtis van hem hoorden, gingen ze hem opzoeken. Ze kwamen binnen op de plaats waar hij zat te werken. Hij groette hen, maar keerde zich daarna weer om en zette zich aan het werk. De broeders bemerkten wat hij deed en vroegen hem: “Johannes, wie heeft u het kleed gegeven? Of wie heeft u monnik gemaakt? En heeft hij u niet tevens geleerd de mantel van uw broeders aan te nemen en tegen hen te zeggen: Bidt, of: Neemt plaats?” Hij gaf hun ten antwoord: “Johannes is een zondaar; daar heeft hij geen tijd voor”.