Isidorus van Pelusium, abt

Isidorus van Pelusium, ong. 360-435, werd, reeds priester, monnik van het klooster te Pelusium, een stad aan de Middellandse zee ten oosten van de Nijldelta. Hij stond in contact met de grote figuren van het christendom en heeft ons ruim tweeduizend brieven nagelaten, terwijl er nog een duizendtal verloren zijn gegaan. Onder de geadresseerden bevinden zich vele monniken, onder anderen van TabennĂª, maar dezen zijn moeilijk of helemaal niet te identificeren, omdat de brieven gewoonlijk zeer kort zijn, soms enkele regels. Hij bewijst zeer vertrouwd te zijn met de Bijbel en beweegt zich vooral op het vlak van de theologie. Zijn stijl getuigt van klassieke vorming. Hij is nog weinig bestudeerd en van zijn werken bestaat nog geen kritische uitgave.

1 (366) Abt Isidorus van Pelusium zei: Een leven zonder leer werpt gewoonlijk meer vrucht af dan een leer zonder leven. Het eerste heeft zijn uitwerking ook al zwijgt men, terwijl het tweede, al staat men te schreeuwen, onbehagen wekt. Maar als leer en leven samengaan, richten ze een groot beeld op van louter levenswijsheid.

2 (367) Ook zei hij: Eer de deugden en wees geen slaaf van de pretjes. Want de eerste zijn onvergankelijk; de laatste doven spoedig uit.

3 (368) Verder zei hij: Vele mensen streven naar deugd, maar de weg die erheen voert aarzelen ze in te slaan. Anderen menen dat er helemaal geen deugd bestaat. We moeten dus de eersten ertoe brengen hun aarzeling op te geven, de laatsten moeten we leren dat de deugd werkelijk deugd is.

4 (369) Verder zei hij: De boosheid verwijdert de mens van God en scheidt hen van elkaar. Haar moet men dus vluchten met spoed, maar de deugd moet men nastreven, want die voert tot God en bindt de mensen samen. Deugd en levenswijsheid kan men omschrijven als: waarachtigheid in begrip.

5 (370) Nog zei hij: Aangezien de diepte van de nederigheid en de val van de snoeverij groot zijn, geef ik u de raad het eerste te omhelzen en niet te vervallen in het tweede.

6 (371) Tenslotte zei hij: De vreselijke, nietsontziende drang van de geldzucht weet van geen verzadiging, overweldigt de ziel en drijft haar tot het uiterste van alle kwaad. Laten wij daarom die drang vooral in begin weerstaan, want heeft hij eenmaal zijn greep op haar, dan is hij onoverwinnelijk.