1 (409) Men zei van abt Isidorus de priester het volgende: Eens kwam een broeder hem roepen voor een maal, maar de grijsaard weigerde erheen te gaan, want, zo zei hij: “Adam werd door spijs bedrogen en verbleef buiten het paradijs”. De broeder zei toen: “Bent u dan zozeer bevreesd om uw kluis te verlaten?” En hij zei weer: “Kind, ik ben bevreesd, omdat de duivel als een brullende leeuw zoekt wie hij zal verslinden” (1 Pe 5,8). Dikwijls zei hij ook: “Als iemand zich overgeeft aan het drinken van wijn, zal hij niet ontsnappen aan de hinderlaag van zijn (slechte) gedachten. Want ook Lot bedronk zich aan wijn, daartoe aangezet door zijn dochters, en door zijn dronkenschap haalde de duivel hem gemakkelijk over tot schandelijke ontucht”.
2 (410) Abt Isidorus zei: Als u het Koninkrijk der hemelen bemint, veracht dan de dingen en streef naar het loon van God.
3 (411) Verder zei hij: U kunt onmogelijk volgens God leven, als u het genot en het geld na jaagt.
4 (412) Verder zei hij: Als u uw best doet om de regels van het vasten na te komen, blaast u dan niet op! En als u er groot op gaat, eet dan nog liever vlees! Beter is het immers voor de mens vlees te eten dan zich op te blazen en ergens groot op te gaan.
5 (413) Verder zei hij: Zij die nog leerling zijn, moeten hun waarachtige leermeesters liefhebben als hun vaders en vrezen als hun bestuurders. En zij mogen hun vrees niet temperen wegens hun liefde en hun liefde niet vertroebelen wegens hun vrees.
6 (414) Verder zei hij: Als u snakt naar uw redding, doe dan alles wat u ertoe brengt.
7 (415) Men zei van abt Isidorus dat, wanneer er broeders bij hem kwamen, hij zich terugtrok naar het binnenste van zijn kluis. En dan zeiden de broeders tot hem: “Abba, wat is de zin van wat u doet?” En hij sprak: “Ook de dieren vluchten naar hun leger om zich te redden”. En zo sprak hij om zijn broeders van nut te zijn.