(H)eraclius, abt

ABT HERACLIUS

1 (267) Een broeder werd bekoord om alleen te gaan leven en hij ging het vertellen aan abt Heraclius. Om hem te bemoedigen zei deze hem het volgende: Een grijsaard had een leerling, die hem vele jaren volkomen onderdanig was. Maar op zekere dag kreeg hij een bekoring, kwam zich met een buiging bij de grijsaard verontschuldigen en zei: “Zou u me monnik willen maken?” En de grijsaard zei hem: “Kijk eens uit naar een plaats, dan bouwen we een kluis en word je monnik!” Hij vond nu iets op een mijl afstand; ze gingen erheen en bouwden een kluis. En hij zei tot de broeder: “Wat ik je ook mag zeggen, doe dat. Als je honger hebt: eet, drink en slaap. Maar alleen: verlaat je kluis niet tot zaterdag. Kom dan bij me”. De broeder nu deed twee dagen zoals hem bevolen was. Maar op de derde dag verveelde hij zich en hij zei: “Waarom laat de grijsaard me nu geen gebeden verrichten?” Hij stond op en bad zeer vele psalmen. En na zonsondergang ging hij eten. Toen stond hij op en ging naar zijn matje om te slapen. En daar zag hij een Ethiopiër erop liggen, die met zijn tanden naar hem grijnsde. En in grote angst rende hij zo snel hij kon naar de grijsaard. Hij klopte op de deur en zei: “Abba, wees mij genadig en doe open!” Maar de grijsaard wist, dat hij het bevel niet nagekomen was en daarom deed hij pas open toen het ochtend werd. En toen hij ’s ochtends de deur openmaakte, vond hij hem buiten staan smeken. Hij kreeg medelijden en liet hem binnen. Toen zei hij: “Ik bid u, vader, ik zag een zwarte Ethiopiër op mijn matje, toen ik ging slapen”. Maar hij sprak: “Dit hebt u ondergaan, omdat u mijn bevel niet nagekomen bent”. Toen schreef hij hem zo goed hij kon de gang van zaken voor van het monniksleven en nam afscheid van hem. En binnen korte tijd werd hij een goede monnik.