ABT ELIAS
1 (259) Eens zei abt EIias: Voor drie zaken ben ik beducht: wanneer mijn ziel van het lichaam moet heengaan, wanneer ik voor God moet verschijnen, en wanneer het oordeel over mij moet worden geveld.
2 (260) De ouderlingen spraken met abt EIias in Egypte over abt Agathoon en dat hij een goede abba was. En de grijsaard zei tot hen: “Voor zijn geslacht is hij goed”. Zij zeiden hem dan: “En wat betreft zijn voorgangers dan?” Hij gaf hun ten antwoord: “Ik zei u, dat hij goed is voor zijn geslacht. Wat zijn voorgangers betreft, ik heb iemand in de Skêtis gezien, die de zon aan de hemel kon laten stilstaan, zoals Jezus, de zoon van Navé”. Toen zij dat vernamen, stonden zij versteld en zij prezen God.
3 (261) Abt Elias van de armenzorg zei: Wat vermag de zonde waar berouw is, en waartoe dient de liefde, waar hoogmoed is?
4 (262) Dit heeft abt Elias verteld: Eens zag ik dat iemand een karaf wijn onder zijn arm wegstopte. En om de duivels tot hun schaamte te bewijzen dat het maar inbeelding was, zei ik tot de broeder: “Doe me een genoegen en Iicht dat eens op”. Hij lichtte zijn mantel op en het bleek dat hij niets bij zich droeg. Dit nu heb ik gezegd, omdat u niet moet aannemen zelfs wat u met eigen ogen hebt gezien of zeIf hebt gehoord. HoeveeI te meer moet u dan uw gedachten, uw overdenkingen en voorstelIingen bewaken, nu u weet dat zij die instorten om de ziel te bezoedelen door het nadenken over onnutte zaken en om het verstand af te leiden van zijn zonden en van God.
5 (263) Ook zei hij: De mensen houden hun verstand bezig: of met hun zonden, of met Jezus, of met de mensen.
6 (264) Een ander maal zei hij: Als het verstand de psaImen niet bidt tezamen met het Iichaam, is zijn moeite tevergeefs. Want als iemand de kwelling liefheeft, wordt deze hem later een vreugde en verkwikking.
7 (265) Ook dit zei hij eens: Een grijsaard verbleef in een tempel, toen de duivels er kwamen en zeiden: “Ga weg van onze plaats!” Maar de grijsaard zei: “Jullie hebben geen plaats”. Toen begonnen zij telkens opnieuw zijn palmbladeren uiteen te gooien. Maar volhardend bleef de grijsaard ze verzamelen. Tenslotte greep de duivel hem bij de hand en sleurde hem naar buiten. Maar toen hij bij de deur kwam, greep de grijsaard met de andere hand de deur vast en riep: “Jezus, help me!” En terstond sloeg de duivel op de vlucht. Dan begon de grijsaard te wenen. De Heer zei hem echter: “Waarom weent u?” (Joh 20,13) En de grijsaard antwoordde: “Omdat ze het bestaan iemand vast te grijpen en zo te behandelen”. Maar Hij sprak tot hem: “U ben nalatig geweest, want toen u Me hebt gezocht, hebt u kunnen zien hoe snel Ik me liet vinden”. Dit zeg ik, omdat men zich veel moet inspannen, en als men zich niet inspant, kan men God niet bij zich houden. Hij immers is omwille van ons gekruisigd.
8 (266) Een broeder bracht een bezoek aan abt Elias de kluizenaars in het klooster van de grot van abt Sabbas en hij zei hem: “Abba, geef me een spreuk”. De grijsaard zei dan tot de broeder: “In de dagen van onze Vaderen waren deze drie deugden geliefd: de bezitloosheid, de zachtmoedigheid en de zelfbeheersing. Nu heersen er onder de monniken de hebzucht, de vraatzucht en de ruwheid. Neem wat u ervan wilt”.