Evagrius, abt

ABT EVAGRIUS

Evagrius van Pontus (345-399) was wegens bepaalde afwijkingen in de leer eeuwenlang een on bekende geworden. Thans ziet men duidelijk in hoe gewichtig de bijdrage van zijn genie geweest is voor de spiritualiteit van de Kerk.

1 (227) Eens zei abt Evagrius: Als u in uw cel gezeten bent, concentreer dan uw gedachte, breng u in de geest de dag van uw dood, zie hoe dan het lichaam ligt te sterven, bedenk zijn ellendige staat, stel u zijn smart voor ogen, veracht de ijdelheid in de wereld, om voortdurend in uw voornemen van rust te volharden en niet te verflauwen. Breng u verder in de geest, hoe het er nu in de onderwereld aan toe gaat, denk toch eens in welke toestand de zielen daar verkeren, hun angstaanjagend zwijgen, hun allerbitterst gezucht, hun grote vrees, hun doodsstrijd, hun verwachting; dan hun onophoudelijke smart, hun grenzeloos zielsverdriet. Stel u dan ook voor de geest de dag van de opstanding, waarop we komen te staan voor God. Verbeeld u die huiveringwekkende en geduchte rechterstoel. Richt uw aandacht op de schaamte, die voor de zondaars is weggelegd voor het oog van God, de engelen, de aartsengelen en van alle mensen, dat wil zeggen, de kwellingen, het eeuwig vuur, de nooit stervende wormen, de hel, de duisternis, het tandengeknars, de angstkreten en de folteringen.

Maar zie dan ook het goede, dat voor de rechtvaardigen is weggelegd, hun vertrouwelijk contact met God de Vader, met zijn Gezalfde, de engelen, aartsengelen en heel de schare van de heiligen; verder het Koninkrijk der hemelen, zijn geschenken, de vreugde en het genot. Deze beide moet u zich voor de geest halen. Ween dan over de veroordeling van de zondaars, treur, en wees bang dat ook u daar misschien terechtkomt. Maar verheug en verbl ijd u over wat is weggelegd voor de rechtvaardigen. Haast u het genot van dezen deelachtig te worden, maar verwijderd te blijven van genen. Doe uw best om deze gedachte nooit te vergeten, of u nu in uw kluis vertoeft of ergens erbuiten, om aldus alle vieze en verderfelijke gedachten te ontvluchten.

2 (228) Verder zei hij eens: Verbreek uw betrekkingen met veel mensen, anders raakt uw verstand verstrooid en verstoort het uw leven van stilte.

3 (229) Verder zei hij eens: Groot is het onverstrooid te bidden, maar groter nog onverstrooid psalmen te zingen.

4 (230) Verder zei hij eens: Gedenk altijd uw verscheiden en vergeet niet het eeuwig oordeel, dan zal er geen misslag in uw ziel zich voordoen.

5 (231) Verder zei hij eens: Neem de beproevingen weg, en niemand wordt gered.

6 (232) Verder zei hij eens: Een van de vaders zei altijd: “Een vrij gestrenge en niet bewogen levenswijze, vergezeld van de liefde, voert de monnik het vlugst de haven van de gemoedsrust binnen”

7 (233)       Eens was er vergadering in de streek van de Cellen over een zekere kwestie, en ook abt Evagrius had gesproken. De priester zei hem: “Wij weten, abba, dat u in uw eigen land, als u daar nog was, vele malen bisschop en hoofd van velen had kunnen zijn, maar in dit geval zit u er hier bij als vreemdeling”. Hij nu stond wel beschaamd, maar geraakte niet in verwarring. Hij schudde het hoofd en zei hem: “Dat is waar, vader. Evenwel: Eenmaal heb ik gesproken, een tweede maal zal ik het niet doen” (Job 40,5).