Eulogius, de priester

DE PRIESTER EULOGIUS

(217) Een zekere Eulogius was leerling geworden van de heilige aartsbisschop Johannes. Hij was priester en een groot asceet, hij vastte om de dag, ja, zelfs hield hij het dikwijls een hele week vol; hij at alleen brood en zout en werd door de mensen vereerd. Eens bracht hij een bezoek aan abt Jozef in Panefo en verwachtte bij hem een grotere mate van gestrengheid te zien. De grijsaard nu ontving hem met blijdschap en voor zover het in zijn vermogen lag, liet hij een smakelijk maal klaarmaken. De leerlingen van Eulogius zeiden echter: “De priester eet alleen brood en zout”. Abt Jozef zweeg en at voort. En toen ze er drie dagen hadden doorgebracht, hadden ze hen nog geen psalmen horen zingen of gebeden zeggen. Hun werk deden ze namelijk in stilte. Toen vertrokken ze zonder stichting mee te nemen. Door Gods voorzienigheid heerste er een diepe duisternis. Zij verdwaalden en keerden naar de grijsaard terug. Maar nog voor zij klopten, hoorden ze hen psalmen zingen. Lange tijd bleven zij staan luisteren en tenslotte klopten ze. Zij hielden op met het psalmgezang en ontvingen hen hartelijk. En omdat het zo heet was, goten de leerlingen van Eulogius water in de karaf en gaven het hem te drinken. Het bleek echter een mengsel van zee- en rivierwater te zijn en hij kon het onmogelijk drinken. Toen begon hij na te denken, hij viel de grijsaard te voet en verlangde hun levenswandel te leren kennen. Hij sprak: “Abba, wat betekent dat? Eerst hebt u geen psalmen gezongen en nu, na ons vertrek, doet u het wel. En de karaf die ik nu opneem, blijkt zilt water te bevatten”. De grijsaard zei tot hem: “Die broeder is dwaas, bij vergissing deed hij er zeewater bij”. Maar Eulogius hield bij de grijsaard aan, want nu wilde hij de waarheid weten. Toen sprak de grijsaard: “Die kleine beker met wijn daar is voor het liefdemaal, maar het water daarginds is wat de broeders gewoonlijk drinken”. En hij leerde hem de onderscheiding van de gedachten. En al het menselijke sneed hij van hem af. Hij (Eulogius) leerde leven volgens de Voorzienigheid. En voortaan at hij alles wat hem werd voorgezet, en hij leerde ook zelf zijn werk in het verborgene te verrichten. En tot de grijsaard zei hij: “Werkelijk, uw werk is volgens de waarheid”.