Guerric van Igny

DE ZALIGE GUERRICUS VAN IGNY EN ZIJN PREKEN

“Een man van grote vroomheid en uitzonderlijke wijsheid. Van magister te Doornik werd hij monnik van Clairvaux en vervolgens tot abt gekozen in Igny”. Zo luidt de vroegste biografische notitie, die wij van Guerricus bezitten, in de Vita Hugonis.

Zuid-Nederlander van afkomst, geboren te Doornik waarschijnlijk tussen 1070 en 1080. Aan de toentertijd zeer vermaarde kathedraalschool van Doornik ontving hij onderricht in de klassieke letteren, dialectiek en theologie. Onder invloed van Odo van Kamerijk kwam hij in contact met de scholastieke traditie van S. Anselmus. De grote kennis van de H. Schrift waarvan zijn preken getuigen, de verzorgde stijl en ook de citaten uit profane schrijvers, geven een goed beeld van de ontwikkeling en cultuur van de school. Maar er was nog iets anders dat hij van zijn magister leerde, namelijk een zeer intens religieus leven. Eenmaal zelf magister geworden, leefde hij teruggetrokken in een huisje bij de kerk, waar hij zich voortdurend bezighield met lezen of schrijven, meditatie en gebed, alleen onderbroken door het bezoek van een intieme vriend, die dat waardig was, vertelt ons de Vita Hugonis. Zo’n vriend was Hugo, later abt van Marchienne, door wie Guerricus in contact kwam met S. Bernardus van Clairvaux, toen deze laatste – rond 1122 – een reis maakte door Vlaanderen.

Niet lang daarna bracht Guerricus een bezoek aan Clairvaux en “werd gevangen in het net van Bernardus’ woorden. Hij gaf zich aan diens raadgevingen gewonnen. Hoewe I hij enkeI gekomen was om de beroemde abt te spreken en geenszins om het monastieke leven te omhelzen, werd hij – een geestelijke – monnik en werd hij – zelf magister – zonder aarzeling of spijt, leerling”. Zo meldt ons het Groot Exordium, een verhalenbundel uit de 13e eeuw over de eerste vaders van de orde van Cîteaux.

Toen Guerricus in Clairvaux intrad was zijn intellectuele vorming reeds voltooid en bezat hij al een grote ervaring op religieus gebied. In Clairvaux werd hij ongeveer 13 jaar gevormd door S. Bernardus in de monastieke theologie. “Gevoed door de koninklijke melk van Bernardus’ heilige leer, toonde hij zich een zoon, die zo’n vader waardig was” (Groot Exordium).

Deze periode van Guerricus’ verblijf in Clairvaux viel samen met de volle uitbloei van de gaven van S. Bernardus en diens beste literaire activiteit. In de brieven van S. Bernardus vinden we twee citaten, die ons een inzicht geven in het leven van Guerricus te Clairvaux. In brief 89 en 90 aan Oger, een gemeenschappelijke vriend, schrijft S. Bernardus: “Onze Guerricus, uit wiens gedrag en boetvaardigheid gij troost wenst te ontvangen, is een man die leeft naar Gods hart en die waardige vruchten van boetvaardigheid voortbrengt” en: “Broeder Guerricus, naar wie gij informeert, loopt niet zomaar in het wilde weg op de weg ter zaligheid en hij worstelt niet als een die in de lucht slaat. Maar omdat hij zich bewust is, dat het niet afhangt van hem die strijdt, noch van hem die loopt, maar van de ontferming van God, daarom vraagt hij de hulp van uw gebeden”.

In 1123 was de abdij van Igny gesticht vanuit Clairvaux door Humbertus. Nadat Humbertus zich had teruggetrokken als abt van lgny, koos de communiteit in 1138 Guerricus tot haar tweede abt. Hij zo dat blijven tot zijn dood op 19 augustus 1157. In een preek op de kruisdagen beklaagt hij zich over deze keuze: “Ik ben geen arts en brood heb ik niet. Ook heb ik jullie van het-begin af aan gezegd: Maak mij niet tot jullie overste … Hoe zou iemand nuttig kunnen zijn, die geen arts is en geen brood heeft, d.w.z. die niet de kunst verstaat om te genezen en niet voldoende onderricht om te voeden? Ik heb het jullie gezegd, maar helaas! jullie wilden niet luisteren”. Het viel hem vooral 5 zwaar anderen een levensregel op te leggen, die hij zelf wegens zijn slechte gezondheid niet kon onderhouden. Vandaar dat hem het onderricht van het goede voorbeeld ontbrak. Onder zijn leiding kwam Igny desalniettemin tot grote bloei.

Vlak voor zijn dood vroeg Guerricus zijn monniken om zijn geschriften, namelijk zijn preken, te verbranden, omdat het Kapittel van de Orde had gelast, dat er buiten haar toestemming om geen geschriften mochten worden gepubliceerd. De monniken van Igny voldeden aan zijn verzoek, maar hielden zorgvuldig één exemplaar verborgen. Zij begroeven hun abt in de abdijkerk, waar het graf gespaard bleef voor de vernielingen van de Franse Revolutie. In 1876 werden de relieken opgegraven en als authentiek bevestigd. In een decreet van 1889 stond de Romeinse Congregatie voor de Riten toe, dat het liturgisch officie van de Zalige Guerricus gevierd mocht worden op 19 augustus te Igny en het bisdom Reims. Tegenwoordig viert heel de Cisterciënser Orde deze dag ter ere van de Zalige Guerricus.

+ + +

Het werk dat wij van Guerricus bezitten bestaat uit 54 preken, die alle – behalve de laatste over het psalmgebed – handelen over de Iiturgische tijden en feesten van het kerkelijk jaar.

Guerricus commentarieert de H.Schrift niet in eigenlijke zin. Hij bemediteert de teksten, die de liturgie van de dag aanreikt. Het enige doel dat hij zich daarbij stelt is een volmaakte assimilatie van het mondgebed door het innerlijk gebed. Daarvoor diept hij uit de hele Schrift alle elementen op, die door de liturgie worden beklemtoond, impliciet verondersteld worden of hun echo hebben in de Schrift. Zijn preken zijn een bloemlezing en een mozaiek van de Schrift en tevens een commentaar op de Schrift door de Schrift. Dat is niet alleen een stijl, maar zo omgaan met de Schrift in lectio en meditatie vormt de basis van het monniksleven, die iedere monnik zich moet eigen maken om geestelijk te leven.

De originaIiteit van zijn leer en de eenheid ervan zijn gelegen in het hartstuk van zijn leer over de menswording of de vorming van Christus in de ziel. Met sterke nadruk en in allerlei variaties dringt Guerricus aan op dit grote thema. Hij brengt dat op een heel eigen manier. Hij onderscheidt drie soorten van de gestalte (forma) van Christus. De eerste gestalte (forma) is die naar het Vlees, zoals Maria Hem heeft gebaard, een aanstoot voor de ongelovigen en een reden tot twijfel voor de apostelen. De tweede gestalte (forma) is die van het Woord, zoals Hij is voortgebracht door de Vader. Deze gestalte is weggelegd als beloning in het eeuwige leven en niet tot voorbeeld voor ons. Tussen de gestalte van Christus naar het Vlees en naar het Woord functioneert de geestelijke gestalte (forma) van Christus of Christus naar de Geest. Deze gestalte heeft Christus wel Iaten zien in het vlees om diegenen te kunnen vormen, die zouden geloven. Christus nú voor ons, is een levendmakende Geest. Door een steeds edelmoediger navolgen van de deugden, gevoelens en voorbeelden van de God-Mens Jezus, die Hij ook in zijn mysteries openbaart, zal deze gestalte in ons groeien en ons brengen tot steeds volmaakter gelijkvormigheid met de innerlijke gesteltenissen van zijn ziel.

In deze geestelijke gestalte is Jezus onze Meester. In het Evangelie vooral vinden we de mooiste gestalte. Als deze gestalte, of anders gezegd het leven van genade in ons gevormd is, zullen we Christus ook mogen aanschouwen in zijn goddelijke gestalte als Woord. Twee dingen zijn van belang in de vorming van deze tussengestalte: de heiligmakende genade als bovennatuurlijk beginsel én de werking en uitstraling van deze genade: de voorbeelden van het leven van Christus. Het gaat niet zozeer om een navolgen in zuiver morele vorm van Jezus’ aardse leven, maar om het tot ontwikkeling brengen van heel de christelijke existentie, die bestaat uit Christus als hoofd en de ziel, die ,door de genade gerechtvaardigd is. Daarom is de geestelijke gestalte een actief levensbeginsel, een werkelijkheid in ons, die de ziel ‘informeert’. Zo moet Christus in ons geboren worden tot “wij gekomen zijn tot de volmaakte mens, naar de mate van de volmaakte Christus”. Guerricus’ leer sluit geheel aan bij de Paulinische leer over het Mystieke Lichaam.

Op bijzonder mooie wijze schildert Guerricus ook de rol van Maria bij deze menswording van de Heer in ons. Wat de schoot van Maria was voor zijn lichaam, moet ons hart zijn voor de wet van Jezus. Onze ziel moet de geesteIijke moeder worden van het Mensgeworderi Woord. “O gelovige mens, open uw schoot, verruim uw liefdevolle toegenegenheid, ontvang degene die de schepping niet bevatten kan. Open gewillig het oor voor het Woord Gods, want dit is de weg naar de schoot van het hart voor de Geest, die gij ontvangen moet; zo vormen zich in de schoot van hem die ontvangen heeft, de beenderen van de geestelijke Christus, d.w.z. de deugden van Christus” (Maria boodschap 2,4). Niet door eigen kracht, maar door genade kan dat.

Voor de wijze waarop onze medewerking vereist is, geeft Guerricus tal van aanwijzingen. Langzamerhand worden de mysteriën van Christus bron van licht en bijzondere genaden, die erop gericht zijn het beeld van de Heer verder in ons te vormen. Jezus heeft ze ons niet alleen voorgeleefd, maar Hij leeft ze ook hier en nu, samen met ons en in ons. Daarom heeft Guerricus, – en hebben alle Vaders – het leven van de Heer niet alleen beschouwd als het persoonlijke leven van de God-Mens, type van het onze, maar ook als ons leven voor ons, als het beginnende leven zelf van het mystieke lichaam, dat rechtens geboren wordt en groeit in Hem, sterft en verrijst met Hem, en in feite zichtbaar wordt voortgezet door de eeuwen heen. In het eeuwige leven zal “Christus dan op een onbegrijpelijke wijze in ons tegenwoordig zijn: Hij zal ons verzadigen door de goddelijke aanschouwing. Buiten ons zal Hij ons de gestalte (forma) van zijn verheerlijkte Mensheid tonen; en in onze ziel zal Hij de gestalte vormen van het Woord dat ons moet verheerlijken” (Maria ten hemel opgenomen 1,1). Dan zullen wij voor eeuwig één Geest met Hem zijn.

Wij verwijzen hier naar de studies van D. Dewilde, De vorming van Christus in onze ziel volgens den Gelukzaligen Gerrik van Igny, T.G.L. 1 (1945), I, pp. 193-206 en 273-284; R. Milcamps, Le Bienheureux Guerric, sa vie, son oeuvre, Collect.O.C.R. 19 (1957), pp. 207-221; en J. Morson,
Via, Veritas et Vita. Christ in the Sermons of Guerrric of
Igny
, Achel 1972.

Morson, H. Costello en P. Deseille bezorgden in 1970-73 een goede uitgave van Guerricus’ preken, met een Franse vertaling, in de reeks Sources Chrétiennes, nrs. 166 en 202.