8. “THE FINISHING TOUCH” VOOR DE GROTE TAAK. EEN HEILIGE BEUL

ACHTSTE HOOFDSTUK
“THE FINISHING TOUCH” VOOR DE GROTE TAAK. EEN HEILIGE BEUL
38. Zó was dan te dien tijde in het allerklaarste en dierbaarste dal de leerschool van het geestelijk leven waar Bernardus abt en leermeester was. Zo groot was de vurigheid in het onderhouden van de regeltucht, terwijl hij alles volvoerde en bepaalde en op aarde voor God de tent optrok naar het model dat hem op de berg getoond was, namelijk toen hij met God in de wolk, in de eenzaamheid van Cîteaux vertoefde. Nu hij zijn eerste schreden in het monniksleven gezet had, nu hij een beetje geleerd had en zich had gewend mens met de mensen te zijn, hun armzalige hulpbehoevendheid te verstaan, medelijden te hebben met de menselijke zwakheden, nu ware het te wensen geweest dat hij ook jegens zichzelf zich gedragen had als jegens de overigen, even zacht, even bescheiden, even bezorgd. Maar zodra hij ontslagen was van de band van dat ene jaar gehoorzaamheid en weer eigen baas werd, keerde hij als een gespannen boog tot zijn vroegere hardheid terug, of als een afgedamde en weer doorgebroken stroom tot zijn gewone vroegere loop; als wilde hij de straf van die langdurige rustperiode en de schade van zijn onderbroken arbeid op zichzelf verhalen.
Zie nu eens die onderkomen en ziekelijke man! Alles wat hij maar wil onderneemt hij en vat hij aan, zonder te letten op wat hij kan, bezorgd voor allen maar zichzelf verwaarlozend, in alles aan anderen tot het uiterste onderdanig, maar bijna nooit acht gevend jegens zichzelf op de liefde of op zijn kunnen. Immer vond hij zijn voorgaande daden waardeloos en beraamde hij grotere om zijn lichaam niet te sparen, om zijn geestelijk leven te versterken, om zijn lichaam, dat al zo afgezwakt was door zijn ziekten, op de koop toe onafgebroken door vasten en nachtwaken te verbrijzelen.
39. Dag en nacht bad hij staande, zo lang totdat zijn knieën, verzwakt door het vasten, en zijn voeten, gezwollen van inspanning, het lichaam niet meer konden torsen. Een hele tijd, zo lang hij het stil kon houden, droeg hij een boetekleed op het lijf. Zo gauw hij er echter achter kwam dat men het wist, legde hij het af en keerde tot het gewone terug. Zijn kost bestond uit brood met melk, of een afkooksel van groenten, of een bonenpap, zoals de kleine kinderen die krijgen. Iets anders kon hij wegens zijn zwakte niet verdragen of sloeg hij af uit hoofde van de soberheid. Als hij al eens wijn gebruikte, dan was het toch zelden en in heel geringe hoeveelheid. Hij beweerde dat water zijn zwakte en zijn smaak beter lagen.
En toch, al was hij er zo aan toe en al was hij zo uitgeteerd, bijna nooit duldde hij het uitgezonderd te worden van het harde leven van zijn broeders zowel bij dag als bij nacht, of van de beslommeringen en de inspanning van zijn taak. De geneesheren zagen zijn levenswijze en stonden verbaasd, en zij fluisterden onder elkaar dat hij zijn natuur in zichzelf evenveel geweld aandeed alsof een lam voor de ploeg werd gespannen en zo gedwongen werd te ploegen. Want toen die herhaalde brakingen van onverteerd voedsel wegens zijn bedorven maag anderen gingen hinderen, vooral in het koor tijdens het psalmgezang, verliet hij daarom nog niet direct de vergadering van de broeders, maar hij liet naast zijn staanplaat een putje in de vloer aanbrengen, en zo doorstond hij, zover het ging, weer enige tijd de narigheid van die pijn. En pas wanneer het zo erg werd dat hij het niet meer kon uithouden, was hij gedwongen het samenzijn te verlaten en zich op een afgezonderde plaats terug te trekken; behalve wanneer hij zich genoopt zag voor een samenspraak, voor een opbeuring of een of andere voorgeschreven kloosterlijke oefening bij de gemeenschap van zijn broeders te zijn.

Was Bernardus’ zwakte een ramp?
40. Zo erg was dan dit treurige noodzakelijkheid waardoor die heilige broederschaar voor het eerst gedwongen was het ononderbroken gezelschap van hun heilige vader te missen. Ons smart dit treurig gevolg van zijn zwakte diep, maar wij koesteren eerbied voor zijn heilige verlangens en zijn ijver voor het geestelijke.
Eigenlijk moest ons ook het gevolg van zijn zwakte helemaal niet zo diep bedroeven. Als God in zijn wijsheid nu eens door de zwakte van deze man liever zo veel machtigs van deze wereld wilde beschamen, wat dan? Wat bleef er bij al zijn zwakte onuitgevoerd, dat hij overeenkomstig de hem verleende ·genade moest verrichten? Wie heeft er in onze eeuw met al zijn lichaamskracht en zijn puike gezondheid ooit zoveel tot stand gebracht, als hij tot stand bracht en brengt ondanks zijn dodelijke zwakte, tot eer van God en nut van de heilige Kerk? Wat een massa mensen voerde hij later door zijn woord en voorbeeld uit de wereld, niet alleen tot bekering maar tot de volmaaktheid? Hoeveel huizen en toevluchtsoorden richtte hij voor hen niet op over heel het Christenrijk, opdat allen die gezondigd hadden ten dode en de eeuwige dood schuldig geacht werden, er tot inkeer mochten komen, zich tot de Heer wenden, er hun toevlucht zoeken en er gered mochten worden? Welke scheuringen in de Kerk hoeft hij niet doen ophouden? Welke ketterijen hoeft hij niet beschaamd? Hoe dikwijls heeft hij niet de vrede hersteld tussen twistende kerken en volkeren? En dat is nog maar in het algemeen gezegd. Maar wie zal optellen hoeveel goed hij verrichtte voor ontelbare mensen in het bijzonder voor hun geval, hun·persoon, plaats en tijd!

Gezegende gestrengheid
41. Zeker, men zou hier kunnen vallen over een teveel·aan heilige ijver.Toch dwingt deze overdrijving bij goedgezinden eerbied af, want allen die zich door de Geest Gods laten leiden zijn er voor beducht, dit teveel in de dienaar Gods af te keuren. Hij vindt gemakkelijk verschoning ook bij de mensen, en hem durft bijna niemand te veroordelen dien God rechtvaardigt door met hem en door hem zo vele en zo heerlijke dingen te bewerken. Gelukkig de mens·die men slechts tot schuld kan aanrekenen, wat anderen doorgaans als roem voor zich opeisen. Wel stond de brave jongeman mistrouwig tegenover zijn jeugdige leeftijd. Zalig immers hij die altijd vreest (Spr. 28, 14). Wel deed hij zijn best om de rijkdom aan deugden die hij door de genade bezat, door eigen bewuste toeleg een weinig te vermeerderen. Maar van de andere kant mocht hij ook niet verzuimen door zijn gedrag, dat ieder ter navolging werd voorgehouden, het voorbeeld te geven van soberheid en onthouding. Mag de dienaar Gods daarin misschien wat overdreven hebben door een teveel, dan liet hij de goedgezinden toch zeker het voorbeeld achter, niet van een teveel, maar wel van ijver.
Maar waarom zouden we trachten hem te verontschuldigen van iets waarvan hij, die voor zijn eigen daden vrees koesterde, zich niet schaamde zichzelf tot de huidige dag aan te klagen? Beschuldigde hij zich niet van heiligschennis wijl hij zijn lichaam aan de dienst van God en van zijn broeders onttrokken had , doordat hij het door onbesuisde ijver krachteloos en haast onbruikbaar gemaakt had? Evenwel nam hij sinds zijn zwakte toe in kracht, en hoewel zwak word hij sterker en zelfs machtig. Want de kracht Gods schitterde feller uit in zijn zwakte, en kweekte van toen af tot nu toe bij de mensen een diepere eerbied voor hem, en in die eerbied ontzag, en in dat ontzag gehoorzaamheid.

Diepe zin van Bernardus’ gestrengheid
42. Reeds toen maakte God hem klaar voor het predikambt, waartoe hij, zoals we boven verhaalden, vroeger al in de moederschoot blijkens een goddelijke openbaring was voorbestemd. Maar niet alleen toen, doch heel de tijd van zijn bekering, de tijd dat hij onderdaan en dat hij overste was, werd hij onder leiding en beschikking van God op passende wijze daartoe opgeleid. En hoewel zelf onkundig omtrent hetgeen er met hem zou gebeuren, werd hij toch daarop voorbereid, niet enkel voor het kloosterwezen, maar voor geheel de Kerk.
Aanvankelijk trachtte hij bij de monniken weer de ijver op te wekken van het kloosterleven van weleer. Daaraan wijdde hij zijn bloeiende jeugd, daarop legde hij zich met alle ijver toe door woord en voorbeeld in de gemeenschap van zijn broeders binnen de muren van het klooster. Maar later, toen hij door de verzwakking van zijn lichaam tot een andere levenswijze gedwongen werd, en hij, zoals we reeds zagen, door de ellende van zijn zwakte en het verloop van die ellende meer dan ooit van het gemeenschappelijk leven werd afgezonderd, kwam hij meer in contact met de mensen van de wereld, die reeds in grote getale naar hem toestroomden; en toen ging hij zich ook vrijer en milder in zijn omgang met hen gedragen. Zo werd dit de eerste aanleiding om hun het woord des levens te prediken.
Wanneer de gehoorzaamheid hem soms voor zaken die de hele kerk betroffen verder van het klooster wegvoerde, kon hij, waar hij ook kwam,·en waarover hij ook moest spreken, niet zwijgen over over God, en hield hij niet op de zaken van God te behartigen. Zo geraakte hij in korte tijd bekend bij de mensen; en Gods kerk die in hem een zo vruchtbaar lidmaat van haar lichaam gevonden had,·aarzelde niet hem te betrekken in allerlei aangelegenheden. Ofschoon hij in de bloei van zijn jaren altijd al de vruchten van de H. Geest overvloedig deelachtig was, toch ontving hij sinds die tijd nog rijkelijker, gelijk de apostel het noemt, “een openbaring van de Geest om er nut mee te stichten” (1 Kor. 12 ,7), te weten een woord dat voller was van wijsheid en kennis, tezamen met de genade der voorzegging, wonderwerken en hulp bij vele kwalen. Degene die ik als zeker heb horen vertellen, deel ik op mijn beurt de lezers mee, in gelijke mate betrouwbaar als ze mij door betrouwbare mannen werden overgeleverd.